
Sinterklaas is weer in Nederland. Hoe fijn is dat? Het aanmeren van de Goedheiligman vormt ieder jaar opnieuw het startschot voor de feestmaand december. Tijd voor verbinding en saamhorigheid. Een feestje voor elkaar en met elkaar. Hoewel, het verleden heeft bewezen dat het Sinterklaasfeest niet altijd zo eensgezind verloopt. En dan heb ik het niet over de Pietendiscussie, maar over de 'pepernotenoorlog'. Ja, je leest 't goed: oorlog om pepernoten, waarvan we er in Nederland ieder jaar zo'n 7 miljard naar binnen werken.
(tekst: Wim Meijer / bronnen: Wikipedia, Van Delft, Nederlands Bakkerij Museum)
Gelukkig lijkt ‘t erop dat de Pietendiscussie grotendeels achter ons ligt en iedereen verenigd is achter de ‘roetveeg-Piet’. Maar mocht je denken dat de Pietendiscussie de enige dissonant was rond het Sinterklaasfeest dan heb je het mis. Want lang geleden, en dan praat ik over de 17e eeuw, vochten de bakkers van pepernoten elkaar al de tent uit om het simpele feit dat nu eenmaal niet iedereen het ‘recht’ had om pepernoten te bakken.
Kruisridders en monniken
Pepernoten bakken deed je niet zomaar! Aanvankelijk was dat voorbehouden aan de kloosters die een ‘lijntje’ hadden met de kruisridders. Naast het feit dat deze reislustige strijders het geloof in den verre met zwaard, piek en hellebaard verkondigden, brachten ze ook een buit mee naar huis in de vorm van specerijen, waaronder peper. Hiermee bakten de monniken het speculaasachtig deeg, dat als basis zou gaan dienen voor de pepernoot of, zoals deze toen heette, de ‘panis piperatus’.

VOC
Alles kwam in een stroomversnelling door de VOC, die in 1702 werd opgericht, waardoor kruiden zoals nootmuskaat, kruidnagel, kaneel en peper met scheepsladingen tegelijk ons land binnenkwamen. Vanaf dat moment bleef de productie van pepernoten niet langer voorbehouden aan de kloosters, maar stortten ook de brood- en koekenbakkers, verenigd in het Gronings koekenbakkersgilde, zich op de productie van het minuscule kruidige koekje.

Recht op het bakken van pepernoten
Het was dit Groningse koekenbakkersgilde dat meende te beschikken over het ‘Recht op het bakken van pepernoten’. Dat hield in dat, wilde een bakker het ‘recht’ verwerven om pepernoten te bakken (of een koekje dat daarop leek) hij eerst lid moest zijn van het Gilde. Om lid te worden moest hij als aspirant lid, gedurende twee jaar in de leer zijn geweest bij een meester-bakker.
Als een bakker, zonder dit verworven recht, zich toch ‘schuldig maakte’ aan het bakken van pepernoten, kreeg hij zelfs een sanctie opgelegd van 4 daalders, zoals aangegeven in artikel 13 van het Gilde uit 1640:
“Niemant buiten dese gilde sijnde sal vermoogen eenige koeken (…) gelijck mede Pepernoten buiten de gewoonlijcke Jaermarkcten te backen, ofte van vremde Luiden op ende aen andere te vercopen, bij poena (= boete) vier daler ende verbeurte ( = verbeurdverklaring) der koecken, halff voor de Stadt ende halff voor de Gilde.”
Pepernotenoorlog
De regel leidde ertoe dat steeds meer bakkers in opstand kwamen tegen het Gilde en Artikel 13 aan hun laars lapten. Jarenlang werd er een juridische ‘pepernotenoorlog’ gevoerd waarbij tientallen resoluties en verordeningen elkaar opvolgden. Tot wanneer dit beschermde ‘recht op het bakken van pepernoten’ van kracht is gebleven vermeldt de geschiedenis niet, maar wel dat het Groningse koekenbakkersgilde in 1789 ophield te bestaan, waarna het bakken van pepernoten niet langer was voorbehouden aan een selecte groep.
Sinterklaas en pepernoten al in de 17e eeuw een ‘setje’
In de 17e eeuw was het wel al traditie om het strooien van pepernoten te koppelen aan het sinterklaasfeest. Als bewijs daarvoor geldt het schilderij van Jan Steen ‘Het sinterklaasfeest’ uit 1665, waarop de pepernoten op de grond duidelijk zichtbaar zijn. En na die tijd is de pepernoot alleen maar populairder geworden.

Vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw nam de consumptie explosief toe. Mogelijk had dat te maken met de geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog (babyboom) En dat vroeg weer de nodige aanpassingen van het productieproces. Een van die aanpassingen kwam in de zeventiger jaren in de vorm van een pepernotenkanon. Dit stukje technisch vernuft was een vinding van bakker Snijders uit Numansdorp, die daarmee zijn productie van 25 kilo pepernoten per dag wist op te voeren tot 1500 kilo.
7 miljard pepernoten
Of tegenwoordig nog steeds wordt gewerkt met een pepernotenkanon is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat er ook met een ‘simpel’ kanon niet meer tegenop te bakken is. Nog steeds neemt ieder jaar de consumptie toe. Dit jaar worden er in Nederland totaal 7 miljard pepernoten geproduceerd en geconsumeerd. Even rekenen: Dat betekent 400 pepernoten per hoofd van de bevolking, en dus (waarmee ik niet meteen iedereen na 5 december naar de sportschool wil jagen) ongeveer 2500 calorieën. En dat is toch een paar uurtjes flink doortrappen op de hometrainer… die zou ik maar snel op m'n verlanglijstje zetten!
Terug zoals het was?
Was in de 17e eeuw de productie van de pepernoot helemaal in handen van het Gronings koekenbakkersgilde, het lijkt alsof oude tijden herleven. Op dit moment wordt 70% van alle pepernoten geproduceerd door Van Delft Biscuits.

De resterende 30% komt bijna geheel voor rekening van Bolletje (2 miljard) en Hellema (fabrikant van onder andere de huismerken van Albert Heijn, Aldi en Jumbo)
Daarmee is het zeker niet zo dat deze drie bedrijven nu alleen het recht hebben op het bakken van pepernoten. Maar puur praktisch gezien is er natuurlijk voor de kleine koekenbakker niet meer tegenop te bakken. Want zonder geautomatiseerd productieproces of pepernotenkanon is ’t echt monnikenwerk.





